40 Jaar Gewasbeschermingsonderwijs
In gesprek met Herman Janssen
Als bevlogen docent met 40 jaar ervaring in het gewasbeschermingsonderwijs heeft Herman Janssen wel wat te melden dacht de redactie. En dus vroegen we de afzwaaiend docent – per 1 september 2023 heeft hij afscheid genomen bij Yuverta – om een interview. Hij was graag bereid om te vertellen over de ontwikkeling van zijn mooie vakgebied en over de toekomst van het gewasbeschermingsonderwijs, zowel aan jonge MBO-leerlingen van de agrarische opleidingen als ook bij het (volwassenen) onderwijs voor spuitlicenties.
Herman Janssen groeide op in Noord-Limburg op de boomkwekerij van zijn ouders. Sinds 2004 woont hij opnieuw in zijn ouderlijk huis, waar hij op een hectare rond het huis kleinfruit teelt, zoals aardbeien, bramen, bessen en frambozen. Het werk buiten op het veld geeft rust in het hoofd: “Na een dag schoffelen tussen de aardbeien (vollegrondsteelt) komen er altijd nieuwe ideeën op. Het zorgde tijdens mijn drukke onderwijsloopbaan voor het noodzakelijke evenwicht. Niet dat ik het erg vond om druk bezig te zijn. Onderwijs is geen 8 tot 5 baan. Terugblikkend heb ik over de jaren heen veel vrijheid en veel kansen gekregen. Die kansen heb ik vaak bewust opgepakt. Ik heb veel dingen zelf uitgezocht en met veel plezier gedaan. Eigenlijk probeer ik nog steeds om elke dag iets bij te leren!”
Wat was je voornaamste drijfveer om ooit voor onderwijs te kiezen? Hoe heb je die, terugblikkend, kunnen vormgeven in het MBO?
‘Mijn voornaamste drijfveer om voor het onderwijs te kiezen was het werken met mensen en mijn passie voor gewasbescherming. Ik heb in Wageningen aan de toenmalige Landbouw Hogeschool de studie Tuinbouwplantenteelt (N12) gedaan maar mijn doctoraalvakken lagen vooral op het gebied van fytopathologie en plantenfysiologie. Daar lag mijn interesse, waarbij sommige leraren mij meer konden boeien, dan anderen. Onderwijzen is eigenlijk het vertellen van een boeiend en inspirerend verhaal waardoor de informatie blijft hangen.” Dat je dit moet toespitsen op je doelgroep ervaarde Herman al vroeg. Na een hospiteerperiode (stage) bij de MAS in Breda ging hij in 1983 aan de slag bij de Middelbare Tuinbouwschool te Venlo als leraar Plantenteelt. “Ik gaf daar ook het vak Gewasbescherming, zowel aan jongens van tuinderijen als ook aan meisjes van de opleiding bloemschikken. Dat vroeg uiteraard om een aangepaste verhalen.”
Wat vond je het leukste aan je werk als docent?
“In die eerste jaren gaf ik 21 uur les per week. De rest van de tijd was ik bezig om de lessen voor te bereiden, praktische kennis op te doen en theorie bij te spijkeren. Hele avonden besteedde ik aan het schrijven van een gestructureerd verhaal. Ik kan goed ingewikkelde zaken op een eenvoudige manier uitleggen. Later kwamen natuurlijk de powerpoints. Maar eigenlijk vormen die pp dia’s alleen de leidraad van een verhaal dat je wil vertellen. Achter elke dia zit achtergrondinformatie, die zich ook kan ontwikkelen en uitbreiden. Daarnaast stelde ik ook altijd vragen aan mezelf en aan de leerlingen, zoals ‘waarom groeien bloemen naar de zon toe?’ Ik ben nieuwsgierig en probeer elke dag iets bij te leren. Maar het mooiste is toch wel als je die jongeren kunt stimuleren om mee te denken en ze te begeleiden en te zien groeien op hun bedrijf.”
Onderwijs is meer dan alleen kennis overdragen?
In het MBO-onderwijs worden leerlingen opgeleid tot aankomend werknemer of ondernemer (o.a. in de Land- en tuinbouw, hoveniersector). Onderwijs speelt dan een belangrijke rol. Niet alleen om kennis over te dragen, maar ook om de leerling een eigen mening te laten vormen o.a. op het gebied van gewasbescherming. Docenten dragen niet alleen kennis over, maar dragen ook bij aan dat proces. Dit kan door uitleg te geven over de veranderingen, leerlingen ook mee te laten denken over die veranderingen, uitleg geven over achtergronden en noem maar op. In mijn geval leerde ik veel van het volwassenenonderwijs en kon dat prima overdragen naar de leerlingen toe. Wel belangrijk dat elke leerling zijn/haar eigen mening zelf vormt. Wij begeleiden alleen.
Wat zijn de kenmerken van een goede docent?
Een goede leraar stelt vragen. En luistert. Alleen feiten oplepelen is niet voldoende, je moet het met passie kunnen brengen en leerlingen enthousiasmeren. Het zou goed zijn als er meer docenten in het MBO komen met een academische achtergrond, maar wel in combinatie met praktijkkennis, of in ieder geval de intentie om bij te leren. Jonge docenten die nu van de Stoas komen hebben goede didactische kwaliteiten, maar soms mis ik de bezieling. Hart voor het vak(gebied) en het enthousiasme om bij te leren. Dat is jammer want het gewasbeschermingsonderwijs heeft creatieve mensen nodig. Juist op het gebied van gewasbescherming zijn er heel veel ontwikkelingen en is het van belang dat docenten hun kennis blijven bijspijkeren. Dat kost tijd – dat snap ik – en dat is zeker gezien de drukte lastig, maar het is belangrijk om toch tijd te maken hiervoor. Als leerlingen vragen stellen dan moet je die kunnen beantwoorden, bijvoorbeeld waarom biodiversiteit belangrijk is. Daar heb je achtergrond voor nodig. Feitenkennis over plantenfysiologie en bodemkunde is ook zoiets. Je moet de basale processen begrijpen om te snappen en te kunnen uitleggen waarom een product of een handeling werkt. De laatste jaren zien we steeds minder jonge docenten op bijvoorbeeld de Studiedag Gewasbescherming, die door de werkgroep Plantgezondheid (voorheen stuurgroep Gewasbescherming), georganiseerd wordt. Ik vind dat erg jammer. Naast feitenkennis is ook gevoel en passie voor het vak nodig om leerlingen mee te slepen en enthousiast te maken.”
Is dat in het onderwijs aan volwassenen ook zo? Bijvoorbeeld bij de cursussen voor spuitlicenties?
“Gewasbescherming A (nu ‘Uitvoeren Gewasbescherming’) zijn redelijk standaard lessen, die ik in principe op de automatische piloot zou kunnen geven. De mensen die deze cursus volgen komen vaak alleen voor het papiertje en niet voor extra informatie. Maar het is leuk om het toch afwisselend te maken. Zelf heb ik deze cursus wel 200 keer gegeven en iedere les was anders.
Voor het geven van Gewasbescherming B (nu ‘Bedrijfsvoeren Gewasbescherming’) is veel meer specifieke kennis nodig. Vooral bij de opdracht die de deelnemers moeten maken over het eigen bedrijf. Soms moest ik mij vooraf inlezen of vragen voorbereiden, bijvoorbeeld bij een opdracht over een sedum kwekerij. Daar wist ik niets van. Maar het werd een heel interessant gesprek. Ik vind het leuk om als docent zelf ook veel te leren.”
Wat is de rol van het onderwijs bij nieuwe inzichten binnen de gewasbescherming?
Verlengingsbijeenkomsten voor spuitlicenties zijn een uitstekend middel om de nieuwste zienswijze op allerlei gebied over te dragen. Het is altijd mijn overtuiging geweest dat daar een belangrijke rol is weggelegd voor het onderwijs. Veel van onze deelnemers komen daar ook voor. Met elkaar van gedachten wisselen, ervaringen uitwisselen en uitleg krijgen van een docent. Dat is hetgeen waar ik mezelf al die tijd voor heb sterk gemaakt. Heeft ook altijd goed gefunctioneerd.
Hoe zie jij de ontwikkelingen van de gewasbescherminglicenties?
“Het wordt steeds meer zoals het bedoeld is. Zelf ben ik sinds 1986 betrokken bij het volwassen onderwijs op dit gebied. In dat jaar begon ik met lesgeven voor de spuitcursussen Openbaar Groen, en later ook Gesloten Teelten en Open Teelten. Toen in 1996 het licentiesysteem werd ingevoerd gaf dat voor veel mensen onduidelijkheid. Na een heel kort interview op de radio kwam ik bekend te staan als expert op het gebied van de licenties en kreeg het AOC Limburg waar ik toen werkte aan de lopende band telefoontjes met vragen. Een jaar lang heb ik mensen te woord gestaan en geprobeerd om informatie en advies te geven en een oplossing te zoeken voor hun vraag. De PD (Plantenziektekundige Dienst) had de taak dit te coördineren, maar mensen belden mij en als betrokken persoon wilde ik ze helpen. Ook in 2001 bij de eerste verlengingen heb ik heel wat uren werk erin gestopt.
Met de Werkgroep Plantgezondheid (voorheen Stuurgroep Gewasbescherming) proberen we de lesstof actueel te houden. Ik heb altijd heel prettig samengewerkt met Antoon de Groot van Bureau Erkenningen die altijd in oplossingen dacht in plaats van in problemen. En mensen als Gera van Os en Barry Looman die groepen kunnen verbinden zijn ook heel belangrijk.”
Wat vind jij van licentieverlengingsbijeenkomsten met productinformatie?
“Ik heb daar weinig moeite mee zolang het voldoet aan drie eisen: gedegen uitleg hoe het product werkt, uitleg hoe je het moet toepassen en of er vragen bij gesteld kunnen worden. Mijn ervaring is dat als je iets wil verkopen, dat je allereerst moet uitleggen hoe het werkt. Waarbij niet alleen het verhaal moet kloppen, maar je moet het ook goed kunnen overbrengen. Het is een combi van inhoud en didactiek. Dat kan niet iedereen”.
Wat is de grootste verandering/ verbetering in het vakgebied geweest?
In het verleden werd ik uitgelachen als ik over maskers en beschermende kleding begon. Dat is nu gelukkig anders. En extreem schadelijke middelen, zoals paraquat, zijn verboden. Het lijkt misschien alsof de land- en tuinbouw niet verandert, maar er zijn wel degelijk veranderingen, alleen niet zo snel als de politiek het soms wil. Er gebeurt een heleboel, maar er worden natuurlijk ook hakken in het zand gezet. Gewasbescherming wordt wel steeds meer politiek en dat komt ook het leslokaal in.
Wat is daarbij de rol van docenten in de komende tijd? Wat kun jij hen als advies meegeven?
“Als docent is het goed om hier een mening over te hebben. Maar die mening moet wel passen bij de leerlingen en de cursisten. Mensen komen om een spuitlicentie te behalen, dan kun je niet zeggen ‘alle middelen moeten verboden worden’. Mijn advies aan mijn opvolgers is: Blijf op de goede lijn en zorg dat je alle kikkers in de kruiwagen houdt.”
In hoeverre is de recent afgestudeerde MBO-er in staat om te voldoen aan de eisen die straks aan de teelt en de teler worden gesteld?
“Uitvoeren gewasbescherming is geschreven voor de MBO-leerling. Elke leerling die deze cursus behaald heeft, is in staat om op het bedrijf een bestrijding met chemische middelen op een veilige en juiste manier uit te voeren. Er is aandacht voor herkenning van aantastingen, juiste spuittechniek, veilig werken en voor het milieu. Elke beginnend beroepsbeoefenaar moet wel geholpen worden om op het eigen bedrijf het geleerde in de praktijk te brengen. Ook alternatieve methoden komen aan de orde. Dus ieder kan ook zelf nadenken over bijvoorbeeld biologische bestrijding of mechanische bestrijding. Het vormen van een mening over gewasbescherming en het toepassen op het bedrijf is iets waar de deelnemer in moet groeien. Wij leggen de basis.”
Wat wil je de komende tijd gaan doen?
“Meer tijd voor mijn gezin en voor het verbouwen van ons fruit. Dat laatste is trouwens een mooie aanleiding om gesprekken te blijven aangaan. Ik wil in de toekomst graag basisschoolklassen ontvangen en uitleg geven. Uiteraard mogen ze dan ook van de aardbeien plukken en het direct opeten. Het is een van de redenen waarom ik probeer om fruit te verbouwen met zo min mogelijk gewasbeschermingsmiddelen. Wat ik verkondig moet ik zelf thuis ook toepassen!”
Tot slot
“Ik ben blij dat ik heb mogen meehelpen aan veranderingen op het gebied van de gewasbescherming. Ik heb heel veel dingen met veel plezier gedaan en veel geleerd. En ik hoop nieuwsgierig te mogen blijven.”
Redactie
Dit artikel is gepubliceerd in vakblad Gewasbescherming, nr. 1, februari 2024 , jaargang 55. Auteurs: Rob Kerkmeester & Doriet Willemen. Geïnterviewde: Herman Janssen